Er is een gerede kans dat je niet weet wie Connie Eble is. Ze werd geboren in 1942 en schopte het al op jonge leeftijd tot universitair docent. Eerst in Kentucky, daarna aan de University of North Carolina in Chapel Hill. Connie Clare Eble is linguist en doceerde als professor lange tijd Engelse grammatica. Ze heeft van alles en nog wat gepubliceerd, maar de enige twee woorden die voor de rest van de eeuwigheid aan haar zullen blijven kleven zijn “Shit happens.”
Ze bedacht ze niet eens zelf. Connie redigeerde een jaarlijkse publicatie over college slang, jargon dat studenten onder elkaar bezigen. Elk jaar vroeg ze haar studenten om hun meest gebruikte uitdrukkingen op indexkaartjes te schrijven en die bij haar in te leveren. In 1983 overhandigde een jonge studente haar de tekst “Shit happens”. De verklaring die ze erbij gaf was dat een andere student haar vertelde dat hij voor een tentamen was gezakt, maar hij liet zich er niet door ontmoedigen. “That shit happens,” zei hij, schouderophalend. Of dit de allereerste keer was dat iemand die woorden gebruikte, is onbekend. Maar professor Eble’s jaargang van UNC-CH Slang in 1983 was de eerste keer dat het in druk verscheen. Vanaf dat moment leidde het voortaan een eigen leven.
Voornamelijk omdat iedereen weet dat het waar is, al net zolang als er mensen zijn. Je ontkomt niet aan narigheid. Al was het maar omdat we eens doodgaan, allemaal. Ieders voorspelbare dood zou reden genoeg kunnen zijn voor een levenslang pessimistisch bestaan. Maar zo werkt het niet in het grote brein dat ons tienduizend jaar geleden beter leerde na te denken. Doodgaan valt in de categorie Shit happens. Net als oorlog, liefdesverdriet, ziekte en episodes van geldgebrek. Eens gebeurt het allemaal. Stijgende zeespiegels naarmate het klimaat verder opwarmt. Tranen als een naaste overlijdt, of een geliefd huisdier. De overgang, zwetend wakker worden midden in de nacht. Een astronaut die niet terugkeert, vroeg of laat. We weten het, het is voorspelbaar, op een dag beseft ieder van ons dat leven soms congrueert met lijden.
Maar we worden er niet moedeloos van. Integendeel, we worden vindingrijk. Aan ruimtevaartingenieur Edward Murphy wordt steevast de uitspraak toegeschreven dat “alles wat kan misgaan, gaat ooit mis,” maar Ed was in werkelijkheid een optimist. Hij beweerde dat hij met tests kon bepalen hoeveel zwaartekrachtdruk het menselijk lichaam aankan en dat met die wetenschap een astronaut veilig de ruimte in kon worden gestuurd.
De meeste geslaagde laboratoriumtests zijn het eindresultaat van talloze mislukkingen. Murphy wilde weten wat er allemaal kon misgaan en liet dat gebeuren. Uiteindelijk werd dankzij hem een ruimtepak ontworpen waarmee Alan Shepard, John Glenn en alle anderen aan de dampkring ontsnapten. De wet van Murphy, tot majoor Murphy’s ongenoegen vaak geciteerd als een ultieme uiting van pessimisme, was geboren uit optimisme.
Copyright © 2022—2024 Willem Meiners - All Rights Reserved. // Developed by AvH Graphics
History is written by optimists & so is the future